Vandaag is het Blue Monday. De derde maandag van januari waarop mensen zich, volgens de Britse psycholoog Cliff Arnall, het meest neerslachtig of depri voelen. Dit jaar kleurt Blue Monday wel heel donkerblauw: de stad is langer dan verwacht in lockdown en vaccinatie duurt voor de meesten van ons nog even. Terwijl we juist nu behoefte hebben aan contact, een bakkie troost en hoop.
Wat helpt Amsterdammers om staande te blijven als de grond onder hun bestaan schudt? Hoe kan de groeiende eenzaamheid onder oude, maar zeker ook onder jonge stadgenoten bestreden worden? Vragen waarmee ook onze burgermoeder Femke Halsema worstelt (Parool, 19 december 2020). Tijdens haar werkbezoek aan de Protestantse Kerk Amsterdam en de Protestantse Diaconie in oktober vroeg zij de kerken om hoop te bieden.
Juist vanwege de inbedding van diaconale netwerken in buurten én de rijke, christelijke traditie van verhalen en rituelen, is het niet gek dat Halsema ons vraagt hoop te bieden in tijden van crisis. Tegelijk stelt ze een gewetensvraag, want: wat is hoop en kunnen kerken en andere religieuze organisaties deze wel bieden? En hoe vermijd je vervolgens flinterdunne troostsmoezen en onrealistische verwachtingen?
Hoop is inderdaad geen magisch geschenk dat je uit je rugzak tovert om de ander te geven. Hoop groeit, zo weten wij uit ons werk en wetenschappelijk onderzoek, als we lijden volledig onder ogen zien. Boos zijn met de ondernemer wiens eigen zaak in de afgrond stort. Of huilen met de nabestaande van een corona-dode. Hoop vinden mensen in contact met anderen, spiritualiteit of zingeving, het delen van hoopvolle verhalen en rituelen die belangrijke momenten in het leven markeren.
Maar juist activiteiten en contacten die het leven zin geven, zijn opgeschort. En rituelen die betekenisvolle momenten in het leven markeren, staan door de maatregelen onder druk. In ons werk als pastor en predikant merken we dat het de kleine gebaren zijn die hoop geven. Een ander bewust in de ogen kijken. Even zwaaien of bellenblazen. Kopjes koffie uitdelen met de ‘Koffiets’ op de Dam, een van de activiteiten van het straatpastoraat.
Maar is dat voldoende? Nu de crisis aanhoudt en nieuwe varianten van het virus opduiken, is de toekomst nog minder voorspelbaar. Dit vraagt om uithoudingsvermogen en, terwijl verbetering ver weg lijkt, tóch hoop houden. Wat we daarbij nodig hebben, is ‘onzekerheidsvaardigheid’ (een term van componist en creatief onderzoeker Merlijn Twaalfhoven): een manier van omgaan met een onvoorspelbare situatie door te vertragen. Waardoor je details ziet en verhalen hoort die je anders zouden ontgaan.
In het pleidooi van Twaalfhoven herkennen we wat christelijke mystici en heiligen in praktijk brachten: geloof als hopen op de dingen die je (nog) niet ziet. Dit vraagt om oefening in verstilling. In een lager tempo je dagelijkse wandeling maken en zo nu en dan even stilstaan. Waardoor je gaat zien wat in details, kleine gebaren en tussen de regels door aanwezig is. Dat je woorden vindt voor wat onbenoemd bleef. Oog krijgt voor wat wél kan en mogelijk is.
Wat als we Blue Monday nou eens omdopen tot Happy Blue Monday: een dag waarop we hoopvolle verhalen met elkaar delen. Verhalen die vertellen hoe een kopje koffie een bakkie troost wordt. En een glimlach oprechte interesse in de ander. De onzekerheid zal nog wel even blijven en hoe de toekomst zal zijn, valt moeilijk te zeggen. Ondertussen kunnen we hoop putten uit de woorden van Ramses Shaffy: ‘We zullen doorgaan met de wijfelende zekerheid. Om door te gaan in een sprakeloze tijd. We zullen doorgaan tot we samen zijn.’
Rosaliene Israël, predikant -scriba (Protestantse Kerk Amsterdam)
Hanna Wapenaar, straatpastor (Protestantse Diaconie)
Erik Olsman, UHD GV (Protestantse Theologische Universiteit)
www.protestantsamsterdam.nl/hoopintijdenvancorona